Beówulf, Angelsaksisch Volksepos, vertaald in Stafrijm
Tinker's Review
Simons’s Translation
Beówulf, Angelsaksisch Volksepos, vertaald in Stafrijm, en met Inleiding en Aanteekeningen voorzien door Dr. L. Simons, Briefwisselend Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Leeraar aan ’t koninklijk Athenaeum te Brussel. Gent, A. Siffer, 1896. Large 8o, pp. 355.
Published for the Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde.
Aim and Contents of the Volume.
The author’s purpose, as stated in ‘Een Woord Vooraf,’ is to make the Beowulf better known to the Dutch public. With this in view he adds to his translation copious notes and an exhaustive comment. The titles of his various chapters are: De Beschaving in den Beowulf, Christendom, Heldensage en Volksepos, Geschiednis, Mythos, Geatas, Nationaliteit van den Beowulf, Tijd van Voltooiing, Het Handschrift, De Versbouw, Epische Stijl, Innerlijke Geschiednis. Explanatory and critical comment is given in the footnotes, and textual criticism in the Notes at the end of the volume.
Text Used.
‘I have followed the text of Socin1; where I have preferred to give another reading I have justified my proceeding in the Notes at the end of the work.’ —Een Woord Vooraf.
Nature of the Translation.
It is a literal translation in iambic pentameter.
‘Of the translation nothing in particular needs to be said. I have followed my original as closely as possible.’ —Een Woord Vooraf.
He adds that this was no easy task, as Dutch does not afford the same variety of simile as the Old English.
A page is then given to the discussion of the nature of his verse. He first gives his reasons for preferring iambic pentameter to the ‘Reinartsvers,’ which some might think best to use.
‘Moreover, the iambic pentameter lends itself well to division into hemistichs, the principal characteristic of the ancient epic versification.’ —Een Woord Vooraf.
He has often preferred the simple alliteration (aa, bb) to the Old English system2.
IX.
En Hunferd zeide toen, de zoon van Ecglaf,
Die aan die voeten zat des Schyldingvorsten,
Het kampgeheim ontkeetnend: (Beowulfs aankomst,
Des koenen golfvaart gaf hem grooten aanstoot,
Omdat hij geenszins aan een ander gunde
Der mannen, meerder roem op aard te rapen,
Beneên de wolken, dan hem was geworden.)
‘Zijt gij die Beowulf, die met Brecca aanbond
Den wedstrijd op de wijde zee, in ’t zwemmen
Met dezen streven dorst, toen boud gij beiden
Navorschtet in den vloed en gij uit grootspraak
Uw leven waagdet in het diepe water?
Geen stervling was in staat, noch vriend noch vijand,
De roekelooze reis u af te raden.
Toen braakt gij beiden roeiend door de baren
En dektet onder uwen arm de deining,
Gij maat de zeebahn, zwaaiend met de handen,
Doorgleedt de waterwieling, schoon met golven
De kil opklotste bij des winters branding.
Op deze wijze wurmdet gij te gader
Wel zeven nachten in ’t bezit der zeeën.
Doch gene ging in vaart u ver te boven;
Hij had toch meerder macht. De strooming stuwde
Hem met den morgen heen ten Headoraemen,
Van waar hij wedervond, de volksgevierde,
Het lieve stambezit, het land der Brondings,
De schoone schatburg, waar hij wapenlieden
En goed en goud bezat. De zoon van Beanstan
Hield tegen u geheel zijn woord in waarheid.’
The translation seems to aim chiefly at accuracy, which accounts for the rather large number of notes containing readings suggested by various commentators. The translator uses freely compounds and metaphors similar to those in the original text. This seems occasionally to militate against the clearness of the work. Thus, it is doubtful whether ‘kampgeheim ontkeetnend’ of the extract conveys to the modern Dutch reader any notion similar to that of the Old English beadu-runen onband.
The present writer is unable to offer any literary criticism of the translation.
1. Fifth edition of Heyne’s text, 1888.
2. At this point Simons speaks as if ab, ab, were the common form of alliteration in Old English, whereas it is rather uncommon.